Een kitten krijgt via de moedermelk, als de moederpoes goed gevaccineerd is, voldoende antistoffen binnen om de eerste 6 weken goed beschermd te zijn tegen allerlei ziektes.
Na deze 6 weken verdwijnt deze bescherming geleidelijk. Het is dan belangrijk ervoor te zorgen dat het kitten zelf antistoffen gaat aanmaken. Dat is het moment waarop we moeten gaan vaccineren.

Om een goede bescherming te krijgen is het aan te raden het kitten een aantal keren achter elkaar te vaccineren.
De bescherming houdt voor de meeste ziektes een jaar aan, voor enkele geldt een langere werkingsduur.
Om de kans op een besmetting zo klein mogelijk te houden moet er dus tijdig en regelmatig gevaccineerd worden.
Vaccineren is beter dan genezen!

Uw kat kan tegen de onderstaande ziektes gevaccineerd worden:

  • kattenziekte
  • niesziekte
  • rabiës

Vaccinatieschema

9 weken katte- en niesziekte
12 weken katte- en niesziekte
jaarlijks katte- en niesziekte
niet gevaccineerde katten
ouder dan 3 mnd
katte- en niesziekte,
na 3 weken herhalen

Als de kat mee gaat naar het buitenland is een vaccinatie tegen rabiës verplicht.
Deze moet minimaal 21 dagen voor vertrek gegeven worden. Een hervaccinatie is wel direct geldig.